En hoe gaan wij daar mee om?
Die Natur hat immer Recht,
und die Fehler und Irrtümer sind die Fehler der Menschen.
Johann Wolfgang Goethe
Het natuurlijke jaarverloop wordt door de Imme anders beleefd dan door ons mensen. Na de twaalf heilige dagen (en nachten) van Kerstavond tot Driekoningen begint in geestelijke zin het nieuwe bijenjaar; het bijen-voorjaar. Afhankelijk van de weersomstandigheden zal dit zich vroeger of later manifesteren in de eerste aanzet van een nieuw broednest.
De winterbijen verzorgen het nieuwe broed en gaande weg worden ze ‘afgelost’ door de nieuwe generatie.. Ook de varroamijt kent een winterversie. In geringe aantallen overwinteren zij met het bijenvolk om zich in het voorjaar weer te vermenigvuldigen. De symbiose kan zich dan voortzetten op voorwaarde dat de bijen de varroamijt qua aantal onder controle houden.(varroa tolerantie)
Vanuit de gedachte dat de HTK bijen het beste zijn aangepast aan de locale biotoop willen wij met hen onze pogingen voortzetten om de varroa tolerantie die zij inmiddels hebben opgebouwd verder te ontwikkelen.
Afstand tussen de volken
Op uitnodiging van enkele bezitters van grote tuinen hebben wij bij hen één of soms twee bijenvolken geplaatst. In geval van twee kasten staan die op ca. 20 meter of meer afstand van elkaar. Bijen van andere imkers zijn op minder dan enkele honderden meters niet of nauwelijks te vinden.
Tekenen we op de kaart cirkels met een straal van 2 km om iedere locatie dan zien we dat de cirkels zich raken en soms overlappen. Onze bijen kunnen elkaar dus nog wel tegen komen.
Nadat we hadden gelezen en gehoord van het onderzoek van Tom Seeley naar het verband tussen de afstand van de kasten tot elkaar en het vervliegen van de bijen – en daarmee het overbrengen van ziektekiemen en parasieten – hebben we de reeds bestaande afstand tussen onze kasten, van enkele meters tot het maximaal mogelijke op de betreffende locaties, vergroot.
Verplaatsing van enkele volken, naar de eerder genoemde grote tuinen van sponsors van de Stichting Bijenfonds Blaricum en omstreken, bood mede de benodigde ruimte voor deze ‘operatie’.
Kunnen wij helpen?
De Bij moet wel haar kansen krijgen. In onze regio zijn onvoldoende holle bomen. Gelukkig komen de praktijken en wijsheden van de oude Zeidlerei vanuit Oost Europa weer naar ons toe. Er worden in Duitsland al meerdere cursussen gegeven. Nesten van wilde of verwilderde bijen worden in kaart gebracht door o.a. bijenmonitor Coloss met het doel om meer te leren van de honingbij in het wild.
De Nederlandse imkers werd en wordt misschien nu ook nog wel geleerd dat de honingbij gedomesticeerd is en in het wild niet meer voor komt. De praktijk is echter wat anders. Nesten van wilde (mogelijk verwilderde) honingbijen worden op verschillende plaatsen in Nederland gevonden (ook in het Gooi). Uit het onderzoek van Tom Seeley blijkt onder meer dat ferale bijenvolken ook varroa resistentie (tolerantie) opbouwen.(lees: The life of Bees, Tom Seeley)
Vanuit het gezichtsveld van de Imker gaat het echter om meer dan alleen bijenhouden. Door de eeuwen heen is de Bij een ‘nuttigheids’ dier geweest. Voor 1850, voor de industrialisatie, hadden de meeste boerderijen een bijenstand voor was en honing. Het houden van honingbijen was een “bijzaak”. Veel tijd voor de bijen was er niet; de bijen werden meest met rust gelaten. De honingoogst was relatief gering. Het probleem voor de huidige Bij is echter dat de imker steeds maar meer wil en dan nog liefst met minder inspanning . Zo is de honing winning meer en meer “hoofdzaak” geworden en denken velen dat imkeren een economisch rendabele inspanning moet zijn. En dat terwijl de quasi totaliteit van de Nederlandse imkers hobby-imker is.
De oude vertrouwde korf is hen niet rendabel genoeg (gemiddeld 5 liter honing per jaar). Al anderhalve eeuw gaat het van kwaad tot erger:….. meer, meer, meer. Grotere kasten, grotere (kunst)raat, grotere bijen en vooral …. meer honing .
Tijd voor verandering?
De beste hulp die wij de bijen kunnen bieden is die van onze bescheidenheid. Mijn ervaringen van deze jaren met de HTK bijen in de toplattenkasten hebben aangetoond dat de bijen aan gezondheid en vitaliteit winnen wanneer wij als imkers een stapje terug doen. Door de bijen goed te observeren leren we begrijpen wat voor hen belangrijk is. De vrijheid om hun leven te leiden enkel en alleen om hun eigen behoeften en op een manier die zo veel mogelijk hun natuurlijke staat benadert is stressverlagend en werkt herstellend op de gezondheid van het hele volk.
Wanneer het volk besluit zich te delen door te zwermen en een deel van de bijen met de oude Moer de kast verlaat zijn wij getuige van een prachtig natuurgebeuren. Een nieuw bijenvolk gaat geboren worden. Wanneer de imker nu niet met zijn kieps komt om de zwerm te scheppen zien we op de tros bijen die een kwispeldans doen. Deze verkenners proberen hun zusters duidelijk te maken waar en wat voor een nieuwe woning ze hebben gevonden en nodigen hen uit ook zelf te komen kijken. Door middel van een uiterst gecompliceerd democratisch proces wordt dan een keuze gemaakt uit de verschillende opties. Een en ander wordt prachtig beschreven door Tom Seeley in zijn boek Bee Democracy. De zorg waarmee het volk haar toekomstige woning kiest moet ons te denken geven. Deze keuze is mede bepalend voor hun kans op overleven.
Meer dan honderd vijftig jaar geleden werden de bijen opgeschrikt door dienaren van de kerk en anderen die het beste met de bijen en de imkers voor hadden. Zij zouden wel eens vertellen hoe een bijenwoning van de toekomst er uit ging zien. De pool Dierzon, de Amerikanen Langstroth en later Dadant, nog wat later gevolgd door de franse abbé Emile Warré hebben met hun rechthoekige kasten het de imkers wat eenvoudiger gemaakt. Ook is de kennis over de honingbij in die periode steeds toegenomen en wat waarschijnlijk nog belangrijker is: Ons denken over de bij, over ecologie en over dierenwelzijn heeft een geweldige ontwikkeling doorgemaakt. Maar…. wat doen wij daar mee?
Met onze huidige 21ste eeuw-se kijk op Bij, imker en hun beider omgeving en de recente onderzoeks-resultaten van wetenschappers over de hele wereld is, nog afgezien van de imkerpraktijken, de vraag die onvermijdelijk voor ons ligt: doen wij er wel goed aan nog steeds te imkeren met kasten die meer dan honderd jaar geleden zijn ontwikkeld.?
Mijn antwoord op deze voor de bijen zo belangrijke vraag meen ik te hebben gevonden in de verdere ontwikkeling van de Blaricumse TBH tot de Gooische TBH. (zie pagina: Gooische TBH)